duif-vrede-bahai-2

Oorlog en vrede in bahá’í-perspectief

De missie van het Bahá’í-geloof, en dus van bahá’ís, is het bereiken van wereldvrede door de eenwording van de mensheid. Het internationale bestuur van de bahá’í-gemeenschap, het Universele Huis van Gerechtigheid, schrijft hierover: “Het bevorderen van eenheid, het in overeenstemming brengen van tegenstrijdige elementen en het in elk hart koesteren van een onbaatzuchtige liefde voor de mensheid – dat is de taak van religie.”

 

Vanwege deze missie zetten bahá’ís en bahá’í-gemeenschappen zich wereldwijd in voor universeel onderwijs, het opbouwen van inclusieve, vreedzame gemeenschappen en het bijdragen aan het oplossen van conflicten. Strijden tegen onrechtvaardigheid hoort daar ook bij: “Als bahá’ís (…) aanvaarden jullie de verantwoordelijkheid om, geleid door de beginselen van het geloof en waar mogelijk in samenwerking met anderen, onrecht te bestrijden, voor het algemeen welzijn.” 
Echter, in deze strijd tegen onrecht gebruiken bahá’ís niet de middelen van opstand, vijandigheid of wapens: “Deze mensen [bahá’ís] hebben geen wapens van vernietiging nodig, want zij hebben zich toegerust om de wereld opnieuw op te bouwen. Hun legers zijn de legers van goede daden, en hun wapenen de wapenen van rechtschapen gedrag, en hun bevelhebber de vreze Gods.”

 

Tevens zijn de bahá’í-geschriften duidelijk in het verbod op doden; het dragen van wapens is alleen toegestaan ter zelfverdediging onder zeer onveilige omstandigheden. Wanneer bahá’ís worden opgeroepen om te dienen als militair, zullen ze daarom vragen om op een andere manier te dienen, met als doel mensen te helpen in plaats van ze te doden.

 

Op internationaal niveau heeft de bahá’í-gemeenschap, bekend als Bahá’í International Community (BIC), zich altijd ingezet voor internationale samenwerking, beginnend na de Eerste Wereldoorlog bij de Volkenbond en later, na de Tweede Wereldoorlog, bij de Verenigde Naties, waar het de principes onder de aandacht brengt waarop vrede gebaseerd kan worden.

 

Bahá’u’lláh, de grondlegger van het Bahá’í-geloof, riep de heersers der aarde al in de negentiende eeuw op om zich in te spannen voor vrede: “O heersers der aarde! Legt uw geschillen bij, opdat gij niet meer bewapening behoeft dan noodzakelijk is ter beveiliging van uw gebieden. (…) Verenigt u, o koningen der aarde, want daardoor zal de storm van verdeeldheid onder u bedaren en zullen uw volkeren rust vinden, indien gij behoort tot hen die begrijpen. Mocht één uwer de wapenen tegen een ander opnemen, staat dan allen tegen hem op, want dit is niet anders dan onmiskenbare gerechtigheid.”

 

bronnen:
Baha’i International Community: History of Active Cooperation with the United Nations