“… dat ieder van u mag worden als een onverschrokken leeuw die zich beweegt over de velden van menselijke volmaaktheid en als een door muskus verzadigde wind die waait over de weidevelden van deugdzaamheid.” – ‘Abdu’l-Bahá

Jeugd en Jongeren

Aan jeugd en jongeren is een speciale rol toebedeeld. In hen – alhoewel soms afgeschilderd als problematisch – zien we onbaatzuchtigheid, een scherp gevoel voor rechtvaardigheid, gretigheid om over de wereld te leren en een verlangen een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Bahá’ís zetten samen met vrienden in de wijk jeugdgroepen op voor de jeugd van 12 tot 15 jaar, waarbij jongeren leren zich hiervoor in te zetten. Jongeren leven daardoor bewuster en zijn in staat positieve en negatieve krachten in de wereld te analyseren die invloed hebben op hun denken en doen. In jonge mensen vormen zich morele structuren die zij hun leven lang kunnen benutten. Kortom, jongeren krijgen gereedschap aangereikt om hun ware identiteit als nobel wezen te ontwikkelen en zij helpen de jeugd te navigeren door een cruciale periode in hun leven.

Door het ontwikkelen van geestelijke kwaliteiten (deugden), intellectuele vermogens en capaciteiten voor dienstbaarheid aan de samenleving gaan jeugd en jongeren zichzelf zien als voorvechters voor positieve verandering in de wereld.