Inbeslagname van geïrrigeerde percelen boerenland van bahá’ís tijdens watercrisis in Iran

Perzische vertaling

DEN HAAG, 6 december 2021—Dertien percelen geïrrigeerde landbouwgrond van bahá’ís in het dorp Kata in het zuidwesten van Iran zijn het doelwit van autoriteiten die de eigendommen van bahá’ís in het land in beslag willen nemen.

Documenten betreffende de toe-eigening van gronden in Kata.

 

 

 

 

“Dit is het zoveelste voorbeeld van het steeds meedogenlozer wordende programma van religieuze vervolging door de Iraanse regering gericht tegen de bahá’í-gemeenschap”, zei Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger voor de bahá’í-gemeenschap bij de VN. “Deze daad brengt een ondraaglijk en schaamteloos onrecht toe aan een onschuldige, gezagsgetrouwe gemeenschap. Het willekeurig afnemen van het levensonderhoud van boeren en het te koop aanbieden van hun land is een daad die ingaat tegen elke norm van menselijk fatsoen.”

De organisatie “Execution of Imam Khomeini’s Order” – een parastatale instantie die wordt gecontroleerd door de hoogste leider Ayatollah Ali Khamenei, die activa bezit en verkoopt die in beslag zijn genomen van verboden groepen en individuen en dit sinds de Islamitische Revolutie van 1979 heeft gedaan – adverteerde de dertien percelen medio oktober op een veilingwebsite. Elk onroerend goed is te koop aangeboden tegen een geschatte prijs van slechts 15% van de reële marktwaarde.

Deze actie komt te midden van ernstige watertekorten in Iran, en het lijkt erop dat dit een motiverende factor is bij de inbeslagname en verkoop van deze waardevolle geïrrigeerde gronden op dit moment.

De veilinglijsten zijn gepubliceerd, ook al hebben bahá’ís de akten van deze eigendommen generaties lang bewaard.

Klachten van de lokale bahá’ís – en zelfs pogingen om hun eigen land terug te kopen – zijn door de autoriteiten afgewezen. De bahá’ís werd verteld dat de veiling gesloten was voor bahá’ís en ook voor moslims die met bahá’ís te maken hadden, wat bevestigt dat de inbeslagname en veiling een gerichte daad van religieuze vervolging is.

“De confiscatie van eigendommen door de staat en het weigeren van levensonderhoud vormen beide schendingen van de mensenrechtenverplichtingen van Iran onder VN-verdragen”, zei mevrouw Dugal. “De inkomsten, die deze boerderijen opbrachten, hebben deze families meer dan 100 jaar onderhouden. Deze plundering, die een veiling wordt genoemd, moet onverwijld worden geannuleerd.”

Meer dan 400 bahá’í-families werden na de revolutie uit Kata verdreven. Enkele honderden huizen werden in brand gestoken door revolutionaire bendes. De situatie was zo nijpend dat de Kata Bahá’ís gedwongen werden om in een vluchtelingenkamp te leven na het verlies van hun huizen. Gerechtelijke en officiële bevelen in 2002, 2008 en 2016 bevestigen ook recentere pogingen van de autoriteiten om landbouwgronden in en rond Kata in beslag te nemen.

Alleen al het afgelopen jaar hebben de Iraanse autoriteiten in het hele land herhaalde inbeslagnames van bahá’í-eigendommen gezien. In februari was er wereldwijd protest als #itstheirland tegen de vernietiging en inbeslagname van tientallen bahá’í-eigendommen in Ivel, in de provincie Mazandaran; in augustus, na invallen in bahá’í-huizen waarbij veiligheidsagenten eigendomsbewijzen zochten en in beslag namen, werden zes percelen in de provincie Semnan ingenomen; en in november werden opnieuw landbouwgronden in beslag genomen rond het dorp Roshankooh, ook in de provincie Mazandaran.

“Hoe vaak moeten we de Iraanse autoriteiten eraan herinneren dat land dat eigendom is van bahá’ís niet van hen is om ermee te doen wat ze willen?” vroeg mevrouw Dugal. “De regering van Iran moet dit feit vandaag erkennen en al deze activa teruggeven aan hun rechtmatige bahá’í-eigenaren.”

Bron: https://www.bic.org/news/seizures-bahai-irrigated-farms-midst-iranian-water-crisis