Decennialange vervolging van bahá’í-onderwijzers en -universiteitsstudenten blijkt een voorspeller van de gebeurtenissen in het huidige Iran

DEN HAAG, 13 oktober 2023 — Het recente ontslag van duizenden docenten en studenten van Iraanse universiteiten en scholen, alleen omdat ze hun steun uitspraken voor gelijkheid en rechtvaardigheid in Iran, herinnert aan de zuivering van bahá’í-professoren, -leraren en -universiteitsstudenten die kort na de Islamitische Revolutie van 1979 begon. Het ontzeggen van hoger onderwijs aan Iraanse bahá’ís gaat vandaag de dag ononderbroken door – en nu lijden ook Iraniërs van alle achtergronden onder ditzelfde grimmige lot van  onrecht.

Na de revolutie werd het uitwijzen en weren van bahá’ís uit het hoger onderwijs later geformaliseerd in regeringsbeleid in een reeks beleidsdocumenten, met name het memorandum “de bahá’í-kwestie” uit 1991. Dit document werd ondertekend door opperste leider Ayatollah Ali Khamenei, en werd later ontdekt en gepubliceerd door een Speciale VN-rapporteur. Het memorandum roept op om de vooruitgang en ontwikkeling van de bahá’í-gemeenschap te “blokkeren” en om bahá’ís onderwijskansen te ontzeggen.

“In de afgelopen maanden heeft de Iraanse regering duizenden professoren, leraren en universiteitsstudenten van de scholen en universiteiten in het land ontslagen omdat ze de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen steunden en streefden naar een rechtvaardige en eerlijke samenleving,” zegt Simin Fahandej, vertegenwoordiger van de Baha’i International Community (BIC) bij de Verenigde Naties in Genève. “Nu worden deze duizenden studenten en hun toegewijde en hoogopgeleide onderwijzers gedwongen om de angst en het verlies te delen dat de bahá’ís al meer dan 44 jaar wordt aangedaan en dat bijdraagt aan de onderdrukking van iedereen in de Iraanse samenleving. Ons verhaal, het verhaal van alle Iraniërs, is zonder twijfel een gedeeld verhaal,” voegt mevrouw Fahandej eraan toe, ook verwijzend naar de #OurStoryIsOne campagne.

Door meer dan 20.000 Iraanse academici en leraren te ontslaan, zoals de afgelopen maanden breed is uitgemeten in de media, worden niet alleen deze mensen van hun beroep beroofd, maar ook honderdduizenden kinderen en universiteitsstudenten van het kwaliteitsonderwijs dat hun voormalige docenten bieden.

“Jonge mensen het recht ontzeggen om te studeren is niet alleen een aanval op de bahá’í-gemeenschap, maar dit schaadt de hele Iraanse samenleving,” zegt mevrouw Fahandej. “Tienduizenden jonge bahá’ís, uit alle delen van Iran, zijn sinds de oprichting van de Islamitische Republiek van de universiteit geweerd, waardoor ze niet alleen van universitair onderwijs, maar ook van werk en intellectuele ontwikkeling verstoken zijn gebleven, hun hoop op een bevredigende carrière en welvarende toekomst de bodem is ingeslagen en Iran een aantal van de meest getalenteerde geesten van het land is kwijtgeraakt. Als we er niet in slagen om dit talent en deze wil om te dienen te kapitaliseren, is dat een verschrikkelijk verlies voor het land en een nationale schande.”

Veel bahá’ís die meedoen aan het nationale toelatingsexamen voor universiteiten in Iran hebben enkele van de hoogste cijfers van het land gehaald. Toch wordt hen de toegang tot de universiteit geweigerd vanwege hun geloof. Jarenlang kregen bahá’ís die slaagden voor het toelatingsexamen voor de Iraanse nationale universiteit, later te horen dat hun aanvraag “onvolledig” of “incorrect” was, hoewel dit onjuist is.

Officiële Iraanse overheidsdocumenten uit 2006, 2007 en 2020 hebben dit beleid ook bevestigd en uitgebreid. En vorig jaar nog werden bahá’í-universiteitsaanvragers “afgewezen” omdat ze niet voldeden aan één van de “algemene kwalificaties” voor toelating tot de universiteit. Het behoren tot een religie die door de Iraanse grondwet wordt erkend, de Islam, het Christendom, het Jodendom of het Zoroastrisme, wordt op de website van de onderwijsautoriteit genoemd als een algemene toelatingsvoorwaarde.

Bahá’í-onderwijzers, muziekdocenten en andere academici uit het hele land worden ook lastiggevallen, gearresteerd en gevangengezet omdat ze lesgeven aan kinderen en jongeren.

De laatste stap in de campagne van de Iraanse regering om bahá’ís uit het hoger onderwijs te weren, kwam de afgelopen weken aan het licht toen hoopvolle universiteitsstudenten uit de bahá’í-gemeenschap werd gevraagd een formulier te ondertekenen waarin ze hun geloof afzweren om toegelaten te worden tot de universiteit.

Jonge bahá’ís dwingen om te kiezen tussen hun studie en hun geloof is een flagrante schending van zowel het recht op onderwijs als het recht op vrijheid van geweten, godsdienst of overtuiging.

“Door dit aangifteformulier te publiceren heeft de Iraanse regering opnieuw haar ware gezicht laten zien. Vier decennia van officiële leugens en bedrog – beweren dat bahá’ís niet gediscrimineerd worden vanwege hun geloof – zijn ook opnieuw blootgelegd. Stel je voor dat je als jongere gevraagd wordt om te kiezen tussen je geloof en studeren aan de universiteit; hoe zou dit ergens anders ter wereld geaccepteerd kunnen worden?” zei mevrouw Fahandej. “Jonge vrouwen en mannen dwingen te kiezen tussen hun studie en hun geloof is een flagrante schending van de mensenrechten. De internationale verdragen die Iran heeft ondertekend zeggen dat elke Iraniër gelijke toegang moet hebben tot onderwijs en de vrijheid van godsdienst of geloof. Maar in plaats van deze rechten te respecteren, gebruiken de Iraanse autoriteiten twee door bahá’ís gekoesterde waarden, waarachtigheid en onderwijs, in een verraderlijke poging om bahá’ís van hun geloof te distantiëren.”

Het formulier is gemaakt door het Iraanse ministerie van Wetenschap, Onderzoek en Technologie en kan in het Perzisch en Engels worden bekeken op de website Archives of Bahá’í Persecution.

Bron: https://www.bic.org/news/decades-persecution-bahai-educators-and-university-students-proves-be-precursor-events-present-day-iran