Twee maanden in het mortuarium: één facet van de campagne om de Iraanse bahá’ís onzichtbaar te maken

Den Haag, 30 december 2014 – Het lichaam van een bahá’í in Iran ligt al twee maanden in het mortuarium van Ahvaz, een grote stad in het zuiden van Iran, omdat de lokale autoriteiten weigerden toe te staan dat de man zou worden begraven.

Shamel Bina overleed op 28 oktober dit jaar. Zijn stoffelijke resten konden niet worden begraven, ondanks talloze verzoeken daartoe van familieleden en anderen aan vele bestuurders tot aan de leider van het vrijdaggebed in de stad. Alle verzoeken leverden niets op.

De pijn van de familie werd nog verergerd vanwege het feit dat eerder dit jaar de bahá’í-begraafplaats door de autoriteiten op uiterst wrede wijze was gesloten: de toegangsdeur tot de begraafplaats werd dichtgelast en dichtgemetseld.

Deze gebeurtenis is de laatste van een serie incidenten in de afgelopen maanden, waarbij Iraanse autoriteiten begrafenissen van bahá’ís blokkeerden of belemmerden. Ook verleenden zij toestemming voor vernietiging van bahá’í-begraafplaatsen. Een en ander vormde klaarblijkelijk onderdeel van een campagne om bahá’ís met geweld hun religieuze identiteit te ontnemen.

In een andere stad, Semnan, werd de bahá’ís gezegd dat ze een verklaring van lijkbezorging moesten ondertekenen, alvorens ze toestemming zouden verkrijgen om hun overleden familieleden te begraven. Met het ondertekenen van een dergelijke verklaring zouden zij akkoord gaan met het niet markeren van het graf, met uitzondering van de naam, geboortedatum en datum van overlijden. Ook mochten ze geen groene ruimtes op de begraafplaats maken, omdat dit werd gezien als ‘reclame’ voor het Bahá’í-geloof. Soortgelijke regels werden eerder dit jaar ingevoerd voor de bahá’í-begraafplaats van Sangsar.

‘De afgelopen jaren zijn meer dan veertig bahá’í-begraafplaatsen aangevallen, opzettelijk verwoest of gesloten en in vele gevallen is de begrafenis van een bahá’í geblokkeerd of belemmerd door de autoriteiten’, aldus Diane Ala’i, die Bahá’í International Community vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Het algemene patroon dat naar voren komt is dat van een door de overheid gecoördineerde poging om de bahá’ís onzichtbaar te maken door het verwijderen van een van de weinige openbare tekenen van hun bestaan – hun eigen karakteristieke begraafplaatsen – en ze te dwingen zich te houden aan de moslimrites in de zoveelste poging om de bahá’ís geforceerd hun geloof te laten ontkennen’.

Het bekendste incident in dit verband was de actie van de Revolutionaire Garde, die sinds april bezig is met het vernietigen van de historische bahá’í-begraafplaats in Shiraz om ruimte te maken voor een complex voor sport en cultuur. Die werkzaamheden gaan nog steeds door, ondanks een oproep van drie VN-deskundigen op het gebied van mensenrechten om met het werk te stoppen. Recente berichten geven aan dat het constructiewerk voortgaat en dat er nu tussen de 5000 en 6000 vierkante meter land is afgegraven of bebouwd.

‘Het gaat veel verder dan gewone rechtvaardigheid dat Iraanse bahá’ís niet alleen worden geconfronteerd met wijd verspreide vervolging gedurende hun hele leven – uitgesloten van hoger onderwijs, banen en vrijheid van godsdienst – maar dat hun ook nog herhaaldelijk een waardige begrafenis wordt ontzegd’, aldus Diane Ala’i.

Andere incidenten in deze campagne omvatten:

● De zaak van Ziba Rouhani, die in oktober overleed in Tabriz. Haar begrafenis op de bahá’í-begraafplaats van Tabriz werd zeker acht dagen door de locale autoriteiten tegengehouden omdat zij begraven moest worden zonder kist hetgeen indruist tegen de voorschriften van een bahá’í-begrafenis.

● De zaak van Mahna Samandari, een talentvol meisje dat invalide werd en dat onlangs op 11-jarige leeftijd overleed in Tabriz. Berichten die in november binnenkwamen meldden dat ook haar een begrafenis op de begraafplaats van Tabriz was ontzegd.

● In november sloten regeringsfunctionarissen de bahá’í-begraafplaats van Mahmoudiyeh in de provincie Isfahan. Als verklaring werd gegeven dat het niet langer was toegestaan om bahá’ís daar te begraven.

● In juni kwamen er berichten uit Tabriz dat autoriteiten de begrafenis hadden geweigerd van Tuba Yeganehpour en twee andere bahá’ís op de openbare begraafplaats aldaar.

● In april werd op de bahá’í-begraafplaats van Sabzevar het graf van een prominente bahá’í verwoest door de bulldozer van een onbekende persoon. Net zoals in andere gevallen in de afgelopen jaren was het duidelijk dat het gebruik van dit type zware machines niet mogelijk was zonder de goedkeuring van de autoriteiten.

● In een periode van acht maanden is de begrafenis van op zijn minst vijftien bahá’ís geweigerd op de openbare begraafplaats van Tabriz. Hun families werden ertoe gedwongen om de lichamen in een andere stad naar hun laatste rustplaats te brengen.

Bron: http://news.bahai.org/story/1034