Iraanse autoriteiten verbieden bahá’ís een waardige begrafenis

DEN HAAG, 23 april 2021 – In een voortzetting van de jarenlange vervolging van de bahá’í-gemeenschap vanaf hun geboorte tot na hun dood hebben de Iraanse autoriteiten nu de bahá’ís van Teheran verboden hun dierbaren te begraven in een ruimte die voorheen aan hen was toegewezen op de begraafplaats Khavaran. De vernietiging en ontheiliging van bahá’í-begraafplaatsen in Iran vormen onderdeel van het regeringsbeleid van vervolging van de bahá’ís.

Khavaran-begraafplaats in zuidoost Teheran

Na de Islamitische Revolutie van 1979 is de Iraanse regering begonnen de bahá’í-begraafplaatsen in Teheran en de rest van het land te ontheiligen en in sommige gevallen te vernietigen.

In 1981 werd de centrale bahá’í-begraafplaats in Teheran in beslag genomen en werden meer dan 15.000 graven gesloopt. Later werd een perceel land op deze begraafplaats toegewezen aan de bahá’ís in een gedeelte van de begraafplaats dat in de volksmond bekend staat als ‘plaats van de verdoemden’. De regering weigerde echter dit perceel aan de bahá’ís te verkopen en heeft sindsdien de prijs van elk graf aanzienlijk verhoogd.

Het aan de bahá’ís toegewezen terrein op de begraafplaats zou voldoende moeten zijn voor tientallen jaren. Agenten van het beveiligingsbureau van de Behesht-e Zahra-organisatie, die Khavaran beheert, hebben de gemeenschap echter verboden deze percelen in gebruik te nemen. De veiligheidsfunctionaris heeft naar verluidt bedreigingen geuit tegen bahá’ís die probeerden het toegewezen land te gebruiken.

De bahá’ís worden nu gedwongen te kiezen tussen onmogelijke opties. Eén daarvan is om de nauwe ruimtes tussen bestaande graven te gebruiken om hun dierbaren te begraven, terwijl een andere optie is om een ​​massabegraafplaats te gebruiken waarvan de autoriteiten beweren deze onlangs te hebben geleegd. Deze plek staat bekend als de begraafplaats van duizenden politieke gevangenen die zijn omgekomen in de eerste jaren van de islamitische revolutie, evenals die van ten minste 50 bahá’ís als onderdeel van de campagne van de regering om systematisch Iraanse bahá’ís te vervolgen vanwege hun religieuze overtuigingen.

‘Individuele personen verbieden om hun geliefden op een passende manier te begraven als ze al verdriet hebben, is meer dan onmenselijk’, zei Diane Ala’i, vertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties in Genève. ‘De bahá’ís respecteren de rustplaatsen van allen en gezien het feit dat de bahá’í-gemeenschap gedurende vele decennia te maken heeft gehad met de ontheiliging van haar eigen begraafplaatsen, willen ze niet dat iemand dezelfde pijn ervaart door hun doden te begraven op plekken waar tot voor kort anderen begraven lagen.’

‘Een waardige begrafenis volgens iemands eigen religieuze wetten behoort tot de meest fundamentele mensenrechten’, voegde Diane Ala’i eraan toe. ‘De Iraanse autoriteiten moeten dit respecteren en dienen te stoppen met het de bahá’ís verhinderen om dit recht uit te oefenen’.

Achtergrondinformatie:

De bahá’ís zijn de grootste niet-islamitische religieuze minderheid van Iran en zij worden al 42 jaar systematisch vervolgd, zo meldt de Verenigde Naties uitvoerig. Meer dan 200 bahá’ís werden geëxecuteerd na de islamitische revolutie van 1979 en sinds de jaren tachtig is hun hoger onderwijs en levensonderhoud geweigerd, zijn ze belasterd in de media en zijn zelfs hun begraafplaatsen geschonden.

De vervolging van de bahá’ís in Iran wordt uitgebreid gedocumenteerd op de website Archives of Persecution of the Baha’is in Iran.

Begin 2009 vernietigde een groep niet-geïdentificeerde personen die bulldozers gebruikten een gebied van de begraafplaats Khavaran dat bekend staat als het ‘kerkhof van de ongelovigen’, het gebied waar veel van de mensen die in de eerste jaren van de revolutie geëxecuteerd werden, werden begraven.

Bron: https://www.bic.org/news/iranian-authorities-prohibiting-bahais-dignified-burial