Een machinerie van haat: toenemende propaganda wekt bezorgdheid voor bahá’ís

Een machinerie van haat: toenemende propaganda wekt bezorgdheid voor bahá’ís

DEN HAAG, 8 juli 2021 – De Bahá’í International Community (BIC) roept op om de Iraanse regering verantwoordelijk te houden voor haar haatzaaiende uitlatingen tegen de bahá’ís in Iran. In de afgelopen maanden heeft de vier decennia lange, door de staat gesponsorde campagne van haatzaaiende uitlatingen en propaganda nieuwe niveaus bereikt, zowel in verfijning als in omvang. Dit heeft geleid tot nieuwe zorgen over de rechten van de bahá’ís in Iran, aangezien de geschiedenis leert dat flagrante mensenrechtenschendingen vaak plaatsvinden in een klimaat van haat en desinformatie.

Een collage van veelgebruikte afbeeldingen die het Bahá’í-geloof presenteren als ‘satanisch’ of ‘afwijkend’, of bahá’ís als agenten of spionnen voor Israël en westerse landen.

De BIC heeft de afgelopen decennia anti-bahá’í-propaganda in Iran gevolgd en is de afgelopen maanden getuige geweest van een intensivering van de machinerie van haatdragende propaganda gericht tegen de bahá’ís. De zich ontvouwende strategie om de bahá’í-gemeenschap te demoniseren wordt weerspiegeld in een groeiend en gecoördineerd netwerk van honderden websites, Instagram-accounts, Telegram-kanalen en Clubhouse-kamers, zoals bijvoorbeeld: “Bahá’ís zijn onrein en vijanden van uw religie“, “Omgaan met bahá’ís is verboden”, “Het is verboden om goederen te kopen in een bahá’í-winkel”, en “De moderne ‘mensenrechten’ is een grote leugen”, en vele andere. Deze platforms hebben honderdduizenden stukjes desinformatie geproduceerd die miljoenen Iraniërs hebben bereikt. Een BIC-publicatie, “Inciting Hatred“, biedt een meer gedetailleerde analyse van deze 40-jarige mediacampagne tegen de bahá’ís.

Naast de websites en sociale-mediakanalen worden ook video’s, gedrukte krantenartikelen en andere geschreven media, boeken, seminars, tentoonstellingen, graffiti en fatwa’s van zowel officiële accounts als door de overheid gesponsorde, maar die beweren onafhankelijk te zijn.

“De geschiedenis staat bol van de slachtoffers van flagrante misdaden die zijn uitgelokt door haatzaaiende uitlatingen”, zegt Diane Ala’i, vertegenwoordiger van de BIC bij de Verenigde Naties in Genève. “We zijn bezorgd dat de toenemende verspreiding van desinformatie gericht op de bahá’ís een teken kan zijn van een ernstige toename van de vervolging tegen hen.”

Het verspreiden van leugens is sinds de Islamitische Revolutie van 1979 een centraal wapen geweest in de aanval van de Iraanse regering op de bahá’ís. Het doel is om de bahá’ís te demoniseren en te proberen publieke haat tegen de gemeenschap op te wekken, en zo misdaden tegen hen te rechtvaardigen, een veelvoorkomende tactiek die door onderdrukkende regimes door de geschiedenis heen is gebruikt.

De Iraanse regering erkent bahá’ís niet als een religieuze minderheid en als zodanig hebben bahá’ís niet het recht om juridische middelen te gebruiken om deze uitingen tegen te houden, noch mogen zij reageren en hun eigen zaak voorleggen aan hun mede-Iraniërs.

António Guterres, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, zegt in zijn actieplan voor de bestrijding van haatzaaien van 2019 dat “haatdragende taal een bedreiging vormt voor democratische waarden, sociale stabiliteit en vrede. Uit principe moeten de Verenigde Naties haatzaaiende uitlatingen bij elke gelegenheid het hoofd bieden. Stilte kan duiden op onverschilligheid voor onverdraagzaamheid en onverdraagzaamheid, zelfs als een situatie escaleert en de kwetsbaren het slachtoffer worden.”

Het aanzetten tot haat is verboden op grond van internationale verdragen die Iran zelf heeft geratificeerd, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

“Iran heeft consequent zijn internationale verplichtingen genegeerd en het wordt tijd dat het ter verantwoording wordt geroepen voor het aanzetten tot haat en het ongestraft begaan van talloze mensenrechtenschendingen tegen de bahá’ís,” zegt Bani Dugal, de belangrijkste vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties. “Haatmisdrijven beginnen altijd met woorden. Laten we niet toestaan dat de geschiedenis zich herhaalt.”

Achtergrond

  • De bahá’ís, de grootste niet-islamitische religieuze minderheid van Iran, worden sinds de Islamitische Revolutie systematisch vervolgd door de Iraanse regering. In de jaren tachtig werden meer dan 200 bahá’ís geëxecuteerd; tegenwoordig wordt hun banen in de publieke sector en het hoger onderwijs ontzegd, hun levensonderhoud wordt vaak verstoord, hun begraafplaatsen ontheiligd, en ze worden belasterd in staats- en semiofficiële media, maar ook vanaf de preekstoel en in scholen en andere onderwijsinstellingen.
  • De situatie is de afgelopen maanden verslechterd: tientallen bahá’í-eigendommen zijn geconfisqueerd, ook al zijn er geheime overheidsdocumenten onthuld die gericht zijn op de bahá’í-gemeenschap. De situatie is uitgebreid gerapporteerd door de Verenigde Naties en andere instanties.
  • De vervolging van de bahá’ís in Iran wordt uitgebreid gedocumenteerd op de website, Archives of Persecution of the Baha’is in Iran.

Bron: https://www.bic.org/news/machinery-hate-increasing-propaganda-raises-concern-bahais